Zat ik daar dan. Half zes in de ochtend. Niet omdat ik de dag zo graag vroeg begin, maar omdat m’n bloedsuiker een duikvlucht maakte waar zelfs een F-16 jaloers op zou zijn. Dus ik strompel de trap af, graai wat bruine boterhammen uit de trommel — ja, ik ben nog van de generatie die brood bewaart in een trommel — en smeer er een laag chocopasta op waar een tandarts spontaan van in huilen uitbarst.
Kopje pleur erbij, de hond kijkt op met één oog. En je ziet ‘m gewoon denken: “Doe effe normaal, ik wacht wel tot het droog is, ouwe.” Die heeft het door, hoor. Hond is wijzer dan menig mens.
In de krant een verhaal van Gérard Cox. Over Joke Bruijs, zijn zieke ex, en over ouder worden met het geluid van een brommerend verleden in je kop. Mooi stukje. Ik las het met brok in de keel en choco in de snor. En daarna, ja hoor: daar stond het. Defensie gaat weer ’s nachts oefenen. In het donker. Met lawaai. “Ojee,” dacht ik, “houd je vast, Merselo!”
Ik weet nog goed hoe het ging, vroeger. Toen ik nog een jonge luchtmachthond was — roepnaam “De Windhapper van Volkel” — draaiden wij nachtoefeningen alsof het happy hour was in de kroeg. Donker? Perfect. Regen? Bonuspunten. En als het dan écht te gek werd, kwamen de dorpsbewoners naar buiten met fakkels en hooivorken. Ach, je moest toch wat.
Maar tegenwoordig? Eén Chinook boven de Peel en heel Facebook ontploft. “Onze kinderen schrikken!” Nou mevrouw, die kinderen zitten met noise-cancelling koptelefoons op TikTok filmpjes te kijken van gillende katten. Die merken daar niks van.
Toch is het ergens ook wel aandoenlijk. Dat wij als land zo veilig zijn geworden, dat we ’t leger nog maar spannend vinden als het ons wakker houdt. Terwijl die mannen en vrouwen daar gewoon oefenen om straks je kind uit een modderige greppel in een buitenland te trekken.
Enfin. De hond heeft inmiddels z’n plas laten lopen — binnen dan, want ja: regen. Ik pak nog een bakkie, staar wat naar buiten en denk: “Vroeger vlogen we laag. Tegenwoordig val ik vooral laag in m’n suiker. Maar ik vlieg nog, hoor. In m’n hoofd. Altijd.”
Groetjes,
De Windhapper van Volkel
(ooit nog met 1 hand een C-130 ingeladen, en met de ander een frikandel)